De familie Dobbelmann vestigt zich op landgoed De Ploeg
Louis Joseph Dobbelmann gooit in 1911 het roer om. Als directeur van de Dobbelmann Tabaks- en Sigarenfabriek in Rotterdam heeft hij een aardig fortuin vergaard dat hij nu besluit te steken in een landgoed in Wiesel. Hij koopt een vervallen boerderij met de naam 'De Ploeg' en laat daarvoor in de plaats een statig herenhuis bouwen met voor die tijd kenmerkende jugendstilelementen. Voortaan legt Dobbelmann zich toe op de zorg voor zijn land, zijn paarden en zijn vee. Naast het woonhuis laat hij ook een imposante schuur optrekken.
Bewogen oorlogsjaren
Tijdens de oorlogsjaren wordt De Ploeg het toneel van dramatische gebeurtenissen. Louis Dobbelmann, zoon van Louis Joseph, biedt onderdak aan onderduikers en staat bekend als openlijk anti-Duits. Wanneer in Apeldoorn de collaborerende politieman en jodenjager Doppenberg door verzetsmensen wordt vermoord, blijkt Dobbelmann de eerste naam op de zogenaamde Silbertanne-lijst. Zonder enige vorm van proces wordt hij op 16 oktober 1943 op de stoep voor zijn voordeur door enkele Nederlandse SS-ers doodgeschoten.
De Duitsers bezetten hierna voor een korte tijd het landhuis, terwijl zich elders op het landgoed nog verzetsmensen schuil blijven houden. In het najaar van 1944 worden er ook Arnhemse evacués ondergebracht.
Na de bevrijding bivakkeren er Canadese militairen in en om De Ploeg. Daarna biedt het landgoed tot midden jaren ’60 onderdak aan de bereden ruiters van de Rijkspolitie.
Agrarisch bedrijf
Frans de Bruijn, kleinzoon van Louis Joseph, betrekt in 1963 samen met zijn vrouw Mieke de villa en bouwt op het landgoed een gemengd agrarisch bedrijf op. Het echtpaar slaagt erin het landhuis en het omliggende grondgebied voor de komende generaties te behouden. Frans is ook paardenfokker en zet zich in voor het behoud van het Groninger Paard.
Tegenwoordig zijn op het terrein een boerderij met natuurbeheer, een pensionstal, biologisch vleesvee en een mini-camping gevestigd. Zowel de villa als de grote schuur uit 1911 verkeren nog grotendeels in de oorspronkelijke bouwkundige staat en staan sinds 1998 op de gemeentelijke monumentenlijst.