Claartje van Aals treedt in dienst van Het Apeldoornsche Bosch
De achttienjarige Claartje van Aals werkt tot 21 november 1940 bij de Nederlandse Spoorwegen. Op die datum worden alle Joodse medewerkers in overheids- en semioverheidsdienst ontslagen. Claartje vindt werk in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Na een inwerkperiode komt ze aanvankelijk te werken in paviljoen Hannah waar rijkere dames wonen die “een beetje de kolder hebben”, zoals Claartje dat noemt.
Zoenles
Claartje is een van de vele jonge mensen die in het complex aan de Zutphensestraat werken en wonen. Velen zijn voor het eerst weg van huis en voelen zich, ondanks de bezetting, vrij in de instelling die zich lijkt te onttrekken aan de zorgelijke ontwikkelingen elders in het land. In Het Apeldoornsche Bosch worden vriendschappen gesloten en worden mensen verliefd. Claartje valt als een blok voor de stoker Arno. Via openhartige brieven houdt ze haar vriendin Aagje in Utrecht op de hoogte.
In september 1941 schrijft ze: “Lieve Aag, vandaag naar een lezing geweest met lichtbeelden.[...] Arno zat naast me en we hebben hand in hand gezeten. Knus hè? Hij kan zoenen, Aag, ik bibber er gewoon van. Hij zegt dat ik absoluut niet zoenen kan en nu krijg ik zoenles…”
Laatste brief
Maar ook in de veilige cocon die Het Apeldoornsche Bosch lijkt, dringen de signalen vanbuiten steeds meer door. Op 15 september 1942 schrijft Claartje: “Het is hier extreem druk, bendes nieuwe patiënten. […] Volgens de berichten moet iedereen bijna naar Polen. Mijn zusje en haar man zijn ook weg en ik weet helemaal niet waar ze zijn. Mijn zusje haar schoonmoeder heeft zich een poosje geleden verdronken. Bijna al mijn familie is weg. […] Arno is de enige die ik nog over heb. Voor hoe lang?”
Op 21 januari 1943 schrijft Claartje in wat haar laatste brief zal zijn: “Agie, alles moet ik achterlaten, alleen het hoogstnoodzakelijke kan ik meenemen. Wat zal er van ons worden? Het is net of ik dronken ben. Als ik wil kan ik duiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan, want daar gaat je hart toch ook wel naar uit. En als ik Arno niet meer heb dan kan de rest me toch niet meer schelen. Agie, ik schei er uit.”
Die nacht wordt Het Apeldoornsche Bosch ontruimd. Vrijwel alle patiënten worden naar Auschwitz afgevoerd. Claartje belandt met een groot deel van het achtergebleven personeel eerst in Westerbork, maar niet lang daarna wordt zij ook gedeporteerd naar Auschwitz. Daar wordt ze op 5 februari 1943 vermoord.
Bronnen
- Wyers, Suzette, Als ik wil kan ik duiken... brieven van Claartje van Aals (Uitgeverij Thomas Rap Amsterdam 1995), ISBN 9789060054758, paperback, 113 pagina's
- Wyers, Suzette, Het Apeldoornsche Bosch TV documentaire RVU 1993