Wat de mens waar deed en doet, komt voort uit de specifieke eigenschappen en mogelijkheden van de plek. Vrijwel al het erfgoed in de gemeente Apeldoorn hangt daarom samen met het Veluws landschap. Ons bestaan is onlosmakelijk verbonden met het landschap. De ontwikkeling van Apeldoorn en omgeving is grotendeels bepaald door het typische Veluwse landschap: in het westen hoog en droog en in het oosten laag en nat. Dit reliëf van stuwwal en IJsseldal is in de ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, gevormd door gletsjers afkomstig uit Scandinavië.
Onze geschiedenis is sterk verbonden met het landschap. Tegelijkertijd heeft de mens dat landschap ook beïnvloed. De wereld die wij nu om ons heen zien, is in de loop der eeuwen gevormd, geplooid en weer veranderd. Innovaties en technologie als kunstmest, waterpompen, machines en internet hebben het mogelijk gemaakt om ons gedeeltelijk los te maken van het landschap. Toch blijft natuurlijk reliëf, het soort bodem, de ondergrond en de natuurlijke waterhuishouding de basis van en voor onze leefomgeving.
Het landschap van Apeldoorn en omgeving wordt bepaald door de hoge oostelijke stuwwal van de Veluwe in het westen en de overgang naar de laagte van het IJsseldal in het oosten. Dit reliëf is in de een-na-laatste ijstijd (zo’n 250.000-130.000 jaar geleden) gevormd door immense ijstongen, afkomstig uit Scandinavië, die in het huidige IJsseldal de bodem voor zich uit schoven en op de Veluwe de bodem omhoog stuwden. Zo ontstaat de stuwwal en het huidige hoogteverschil tussen de 107 meter hoge Torenberg vlakbij Het Aardhuis en het laagste punt op 4 meter boven N.A.P. in het noordoosten van de gemeente bij Broekland. Als het klimaat warmer wordt en het ijs begint te smelten, krijgen wind en water vrij spel. De stuwwal vlakte enigszins af maar maakt op de flanken diepe smeltwaterdalen en deze dalen vullen zich met afzettingen. Tussen de smeltwaterdalen ontstaan kleine ruggen waar jagers hun tijdelijke kampementen opslaan. Als het nog warmer wordt, begint daar veen te groeien. Weer later wordt in de laagste delen klei afgezet door de rivier.
Als de mens zich zo’n 5000 jaar geleden toelegt op landbouw worden de eerste permanente nederzettingen op de stuwwal gevestigd. Door brandlandbouw, kap en beweiding verandert veel bos in heide. Er ontstaat een ritueel landschap waarin de grafheuvels op natuurlijke ruggen of op de overgang van bos naar hei de grenzen markeren. In de vroege middeleeuwen ontdekt men dat de natuur een rijke bron van leem, hout en ijzererts is. Resultaat is een grootschalige ijzerproductie. Een productie die het landschap echter uitput en waarbij vrijwel alle bossen verdwijnen. Op het moment dat het nog droger wordt en de overgebleven heide afgeplagd wordt om met mest uit de stallen de akkers te bevruchten, ontstaan er grote stuifzandvlaktes. Deze woestijnen bedreigen diverse nederzettingen tot ver in de 19de eeuw. Sommige nederzettingen worden verlaten en nieuwe ontstaan op de flanken van de stuwwal. Ook de lage, natte gebieden worden stukje bij beetje ontgonnen en drooggelegd. Vanaf de 19de eeuw worden de woeste gronden aantrekkelijk voor de adel en andere rijken. De gronden worden opgekocht en omgevormd tot bosrijke gebieden. Zo komt het dat we nu bos op de stuwwal hebben en landbouw in de lage delen, met de dorpen en de stad daar min of meer tussenin.
Onderaan de stuwwal kwelt water uit de bodem op dat zich vervolgens in beken verzamelt. Die beken worden naar watermolens geleid en vanaf de 16e eeuw worden in de oude smeltwaterdalen sprengenbeken gegraven om nog meer watermolens aan te kunnen drijven. De Veluwe blijkt ideaal terrein voor de jacht en het hoogteverschil maakt het mogelijk indrukwekkende waterwerken aan te leggen. Om die redenen betrekt stadhouder Willem III aan het einde van de 17de eeuw Het Loo en blijven zijn nazaten, tot op de dag van vandaag, graag naar Apeldoorn komen. In hun kielzog vestigen ook andere welgestelden zich hier. Hun komst wordt vergemakkelijkt als er, in één van de oude smeltwaterdalen, een spoorverbinding naar het westen aangelegd wordt. De trein zou later ook militairen en patiënten naar Apeldoorn en omgeving brengen, want kazernes en zorginstellingen worden in de natuur gebouwd; aangetrokken door de ruimte, het groen en de gezonde buitenlucht. In de 20ste eeuw komen de toeristen en ontwikkelt de gemeente Apeldoorn zich met zijn zandverstuivingen, heide, bos, beken, sprengen en watervallen tot een aantrekkelijk gebied voor bewoners en toeristen.